Amerikaanse heffingen raken Detroitse autobouwers het hardst
De nieuwe Amerikaanse importheffingen op voertuigen en onderdelen treffen de wereldwijde autosector, maar vooral de traditionele Amerikaanse autobouwers lijken in het nadeel. Terwijl de maatregel in theorie bedoeld is om binnenlandse productie te stimuleren, wijzen de cijfers erop dat General Motors, Ford en Stellantis gevoeliger zijn voor de impact dan hun Duitse en Japanse concurrenten.
25% heffing op importauto’s en -onderdelen
Op 2 april trad een importheffing van 25% in werking op personenauto’s afkomstig uit onder meer Mexico, Canada, de Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk, Japan en Zuid-Korea, zoals kort daarvoor aangekondigd door de Amerikaanse president Donald Trump. Vanaf 3 mei 2025 worden deze maatregelen uitgebreid naar auto-onderdelen. In 2024 werden in de VS ongeveer 16,1 miljoen lichte voertuigen verkocht, waarvan circa 6,3 miljoen geïmporteerd werden uit de genoemde regio’s..
Volgens Felipe Munoz, Global Analyst bij JATO Dynamics, komt deze maatregel bovenop andere structurele uitdagingen voor de sector, zoals afnemende vraag naar buitenlandse voertuigen in China en stagnerende groei in Europa. "De VS is de op één na grootste automarkt ter wereld. Door deze tarieven wordt het voor niet-Chinese autofabrikanten moeilijker om hun voertuigen hier te verhandelen", aldus Munoz.
Detroitse “Big Three” relatief zwaar getroffen
Hoewel de heffing breed van toepassing is, zijn de gevolgen voor elke fabrikant verschillend. De zogeheten “Big Three” uit Detroit – General Motors, Ford en Stellantis – verkochten in 2024 samen ongeveer 1,85 miljoen geïmporteerde voertuigen in de VS. Dit vertegenwoordigt 13% van hun wereldwijde verkoopvolume.
Ter vergelijking: Toyota, Honda en Nissan – de drie grootste Japanse merken – verkochten in totaal 17,9 miljoen voertuigen wereldwijd, waarvan 1,53 miljoen in de VS als import (9%). Bij de Duitse fabrikanten Volkswagen Group, BMW Group en Mercedes-Benz lag het aandeel importverkopen in de VS op 7% van hun gezamenlijke wereldwijde volume.
Amerikaanse fabrikanten beschikken doorgaans over een minder wijdvertakt internationaal netwerk en zijn sterker afhankelijk van verkoop in eigen land. Importen uit nabijgelegen productiehubs zoals Mexico en Canada vormen daardoor een belangrijk onderdeel van hun aanbod, wat hen extra kwetsbaar maakt voor deze nieuwe maatregelen.
Individuele merken onder druk
Niet alle merken worden in gelijke mate geraakt, maar sommige ondervinden duidelijk grotere gevolgen. Zo is Mazda sterk afhankelijk van de Amerikaanse markt: van de 1,28 miljoen wereldwijd verkochte auto’s in 2024 werden er 343.000 als import in de VS verkocht. Bij Subaru lag het Amerikaanse aandeel op 71% van de totale wereldwijde verkoop, waarvan 26% uit import bestond ondanks lokale productie in Indiana.
General Motors, hoewel sterk aanwezig in Noord- en Zuid-Amerika, zag 18% van zijn wereldwijde verkoop bestaan uit geïmporteerde auto’s die in de VS werden verkocht. Dit is het hoogste percentage onder de vijf grootste autofabrikanten ter wereld.
Europese fabrikanten zoals Volkswagen relatief beschermd
Voor Volkswagen Group vertegenwoordigt de Amerikaanse markt minder dan 10% van de wereldwijde verkoop. Dit lijkt bescherming te bieden tegen de impact van de heffingen, maar het merendeel van de in de VS verkochte voertuigen van de groep wordt buiten de VS geproduceerd – naar schatting zo’n 80%.
Toch kunnen merken als Volkswagen, Volvo, Hyundai-Kia, Mercedes-Benz, BMW, Stellantis, Toyota, Nissan, Subaru en GM de Amerikaanse markt moeilijk negeren. Munoz stelt dat de VS voor 14 van de 18 grootste niet-Chinese automerken een cruciale markt blijft: “Hoewel de VS voor sommigen een relatief klein deel van de omzet oplevert, is een blijvende aanwezigheid noodzakelijk om hun wereldwijde positie te behouden.”
Vooruitblik: productie verschuiven
De kans is groot dat meerdere autofabrikanten de komende jaren hun productiecapaciteit binnen de VS zullen moeten uitbreiden. Daarmee proberen ze hun afhankelijkheid van importen te verkleinen en de impact van de tarieven te verzachten. Deze verschuiving zou op middellange termijn de Amerikaanse toeleveringsindustrie kunnen stimuleren, maar brengt ook de nodige investeringen en strategische heroverwegingen met zich mee.