Recyclageplastics in auto’s vragen haalbare EU-aanpak
Wat gebeurt er met een auto wanneer die definitief uit het verkeer wordt gehaald? Een vraag waar weinig mensen bij stilstaan, maar die cruciaal is in een toekomstgerichte circulaire economie. Zeker als het gaat over de plastics in voertuigen – materialen die vandaag nog te vaak eindigen op de stort of in de verbrandingsoven. Volgens Silvia Vecchione, senior environmental policy manager bij ACEA, is de herziening van de Europese ELV-richtlijn (End-of-Life Vehicles) dan ook meer dan louter wetgeving: het is een kans om autoproductie en -recyclage slimmer, schoner en efficiënter te maken.

Tussen ambitie en realiteit
De Europese Commissie wil met de nieuwe ELV-regels verplichte doelstellingen invoeren voor het gebruik van gerecycleerde kunststoffen in nieuwe voertuigen. Hoewel de doelstelling nobel is, waarschuwt Vecchione voor te snelle of te strikte implementatie. Want wie duurzaamheid wil integreren in een van de meest complexe productieketens ter wereld, moet oog hebben voor technologische haalbaarheid en kwaliteit.
Plastics in voertuigen moeten niet alleen recycleerbaar zijn, maar ook aan hoge veiligheids- en prestatienormen voldoen, zeker in een markt waar voertuigen gemiddeld 9 tot 17 jaar meegaan. Gebrek aan geschikt materiaal of overhaaste quota dreigen te leiden tot suboptimale keuzes en mogelijk zelfs negatieve neveneffecten op vlak van CO2-uitstoot of rijveiligheid.
Nood aan duidelijke spelregels en tijd voor transitie
Een goed regelgevend kader moet zowel ambitieus als werkbaar zijn. Volgens Vecchione betekent dit:
- een uniforme Europese methode om het aandeel gerecycleerde kunststof betrouwbaar te meten;
- een robuust certificatiesysteem voor materiaalherkomst en -kwaliteit;
- én vooral: voldoende tijd voor de sector om zich aan te passen – vandaar het voorstel van een overgangsperiode van 72 maanden voor nieuwe voertuigtypes.
Dergelijke elementen zijn geen uitstel of vertragingsmanoeuvre, maar essentieel om structurele, duurzame verandering te verankeren.
Internationale samenwerking boven bevoorradingsegoïsme
Vecchione waarschuwt ook voor voorstellen die de herkomst van gerecycleerde kunststoffen willen beperken tot de EU of tot een lijst van “erkende” landen. Dergelijke barrières zouden niet alleen de bevoorrading onder druk zetten net op het moment dat de vraag stijgt, maar ook indruisen tegen de globale aard van de autosector.
Europa moet zich profileren als standaardzetter, niet als poortwachter. Samenwerkingen met opkomende markten – zoals via het AFRECAR-project in Afrika – tonen hoe duurzame recyclage wereldwijd gestimuleerd kan worden.
Circulaire ambities, gestoeld op industrie-inzicht
De herziening van de ELV-richtlijn is meer dan een technische aanpassing: het is een lakmoesproef voor de geloofwaardigheid van Europa’s circulaire ambities. Alleen door regelgeving te koppelen aan industriële realiteit, kunnen we vooruitgang boeken zonder aan veiligheid, innovatie of economische haalbaarheid in te boeten.
Zoals Vecchione stelt: een sterk ELV-kader moet hoog mikken, maar met de voeten op de grond blijven. Als we daarin slagen, kan deze wetgeving uitgroeien tot een Europees succesverhaal dat ecologie en economie verenigt – en toont dat duurzaamheid geen eindpunt is, maar een nieuw begin. Zelfs voor kunststof.