Driejarenregel voor CO2-uitstoot moet sector stabiliteit bieden
EU versoepelt uitstootnormen tijdelijk om auto-industrie ademruimte te geven
Het Europees Parlement heeft ingestemd met een gerichte aanpassing van de uitstootnormen voor nieuwe personen- en bestelwagens. Concreet krijgen voertuigconstructeurs de mogelijkheid om hun CO2-prestaties voor de jaren 2025, 2026 en 2027 gemiddeld te evalueren, in plaats van jaarlijks afzonderlijk. Deze flexibilisering moet autobouwers meer ruimte geven om in te spelen op marktschommelingen en productieritmes tijdens de transitie naar klimaatneutraliteit.
De maatregel werd op donderdag 8 mei goedgekeurd met een duidelijke meerderheid (458 stemmen voor, 101 tegen). De Raad had het voorstel reeds een dag eerder bekrachtigd. De aangepaste regeling maakt deel uit van het bredere industriële actieplan van de Europese Commissie voor de automobielsector, dat eerder dit jaar werd gelanceerd.
Nieuwe context, blijvende doelstelling
De huidige Europese regelgeving voorziet een jaarlijkse reductie van de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen met 15% ten opzichte van 2021, voor de periode 2025-2029. Die doelstelling blijft behouden, maar de invoering van een driejarig gemiddeldenkader moet bedrijven helpen pieken en dalen op te vangen, bijvoorbeeld wanneer marktvraag of productielogistiek tijdelijk onder druk staan.
Volgens het Europees Parlement is deze versoepeling nodig gezien de snelle technologische ontwikkelingen en de intensifiërende internationale concurrentie in de autosector. De maatregel werd daarom ook via een versnelde procedure behandeld.
ACEA: “Belangrijke stap, maar structurele visie noodzakelijk”
De Europese autokoepel ACEA reageerde positief op het parlementaire akkoord. Volgens directeur-generaal Sigrid de Vries biedt het gemiddelde-uitstootmodel broodnodige flexibiliteit in een complexe transitieperiode, waarin marktopname van elektrische voertuigen trager verloopt dan voorzien. Ze verwijst naar knelpunten zoals hoge energieprijzen, beperkte laadinfrastructuur en het gebrek aan een Europese batterijwaardeketen.
De Vries benadrukt echter dat tijdelijke maatregelen alleen niet volstaan. “Wat we nodig hebben is een robuuste langetermijnstrategie met duidelijke randvoorwaarden: betere laadnetwerken, fiscaal beleid dat e-mobiliteit ondersteunt, en investeringen in Europese technologieën. Enkel zo blijft onze industrie competitief én strategisch autonoom.”
Groene kritiek: “Vertraging komt net op het verkeerde moment”
De milieuorganisatie Transport & Environment (T&E) is uitgesproken kritisch. Zij beschouwen het gemiddelde-emissiekader als een versoepeling van de 2025-doelstelling en stellen dat dit vooral in het voordeel van autofabrikanten is, net nu de verkoop van elektrische voertuigen (EV’s) in Europa een sterke stijging kent.
Volgens T&E groeide de verkoop van batterij-elektrische wagens in het eerste kwartaal van 2025 met 45% ten opzichte van dezelfde periode in 2024. Ze menen dat autofabrikanten net dankzij de druk van de oorspronkelijke regelgeving betaalbare EV-modellen op de markt brachten, en vrezen nu voor een verminderde investeringsdrang.
“De EU stuurt het verkeerde signaal op het verkeerde moment”, aldus Lucien Mathieu, autoverantwoordelijke bij T&E. “Dit zal de uitrol van elektrische voertuigen vertragen en investeringen in schone technologie afremmen, terwijl we juist moeten versnellen om niet achterop te raken tegenover China.”
Strategisch evenwicht gezocht tussen haalbaarheid en ambitie
De discussie illustreert de spanning tussen realiteitszin en ambitie in het Europese klimaatbeleid. Aan de ene kant erkent de EU de noodzaak om de industrie ademruimte te geven in een periode van disruptieve verandering. Aan de andere kant moet ze waken over investeringszekerheid en het behalen van klimaatdoelen.
De komende herziening van de Europese CO2-regelgeving voor auto's en bestelwagens, zoals voorzien in het Automobielactieplan van de Commissie, zal dan ook cruciaal zijn. Verwacht wordt dat die herziening niet enkel focust op tussentijdse flexibiliteit, maar ook op structurele ondersteuning en langetermijnrandvoorwaarden die de transitie kunnen versnellen.