Elektrische componentenPremium

Wat zijn de vaakst voorkomende schakelschema's?

schakelschema's doorgelicht

Bij het aanleggen van je elektrische installatie krijg je hoe dan ook te maken met lichtschakelaars. Hoe je een lichtschakelaar precies moet aansluiten, is afhankelijk van hoe de lamp wordt bediend. Je kan het onderscheid maken tussen enkelpolige en dubbelpolige schakelaars, maar daarnaast bestaan er ook wissel- en kruisschakelaars. We verduidelijken deze begrippen en geven nauwgezet mee hoe je ze aansluit.

 

Elektriciteit: basisbegrippen die je moet kennen
32 artikels
Alles over elektriciteit plaatsenOntdek ons digitaal magazine over elektriciteit plaatsen
Lees magazinechevron_right

Courante schakelaars

De basis: enkelpolige schakelaar

Een enkelpolige schakelaar gebruik je wanneer je een lamp vanuit één punt wilt kunnen aan- of uitschakelen, bijvoorbeeld in een kamer met één lichtschakelaar. Deze schakelaar onderbreekt slechts één draad: de bruinrode fasegeleider of fasedraad. Het AREI verplicht dat de fasedraad onder­broken is, omdat de verbruiker dan spanningsloos is bij een onderbroken schakelaar. Wat niet het geval is, mocht je de blauwe neutrale (nul)geleider daar aansluiten. 

Vanaf de schakelaar naar de verbruiker (bijv. de lamp) gebruik je schakeldraden. Die zijn doorgaans roodbruin of zwart, al mag je eender welke kleur gebruiken, behalve blauw (voorbehouden voor de nulgeleider) en geel/groen (voor de aarding).

Je mag enkelpolige schakelaars toepassen in stroomkringen die beveiligd zijn tot een nominale stroomsterkte van 16 A, zoals verlichting in huis. In die gevallen moet de draad een minimale doorsnede van 1,5 mm² hebben.

Schakelschema van een enkelpolige schakelaar
Schakelschema van een enkelpolige schakelaar

Hoe maak je de aansluiting?

In het inbouwpotje in de muur of het opbouwdoosje op de muur, waar de schakelaar moet komen, heb je toekomende draden (van de zekeringkast naar de schakelaar) en vertrekkende draden (van de schakelaar naar de lamp):

  • Onderaan komen de draden toe die van de zekeringkast komen (via een preflexbuis of 3G1,5-kabel): de bruine fasedraad, de blauwe nulgeleider en de geelgroene aardingsdraad.
  • De draden die vanboven in het inbouw - of opbouwpotje toekomen, zijn de draden die van de schakelaar naar de lamp lopen (via een preflexbuis of 3G1,5-kabel): een meestal bruine schakeldraad, een blauwe nulgeleider en een geelgroene aardingsdraad.

Neem de schakelaar zelf erbij:

  • Sluit de toekomende fasedraad (die van de zekeringkast loopt) aan op de correcte aansluitingsschroef van de schakelaar. Die kun je herkennen omdat die wat dieper ligt dan de andere aansluiting. De aansluiting zal ook een markering dragen, bijvoorbeeld met de letter P (van Phase) of de letter L.
  • Aan de andere aansluiting op de schakelaar (meestal aangeduid met het cijfer 1) verbind je dan de schakeldraad die naar de lamp loopt.
  • Bij een enkelpolige schakelaar lopen de neutrale blauwe geleider en de geelgroene aardingsdraad door naar de verbruiker. In de praktijk moet je de aardings- en nulgeleiderdraden van de zekeringkast en de lamp ter hoogte van de schakelaar met elkaar verbinden met behulp van een lasklem (afzonderlijk: één klem voor de nulgeleiders en één klem voor de aardingsdraden. 
    • Gebruik lasklemmen met minstens 3 openingen als je de nulgeleider en/of aarding wilt doorverbinden naar een lamp én naar een eventuele volgende lamp of aftakpunt.
Nulgeleiders (en aardingsdraden

Nulgeleiders (en aardingsdraden) lus je door ter hoogte van de schakelaar met lasklemmen.

 

Tip
Heb je twee enkelpolige schakelaars die net onder of naast elkaar komen? Dan komen er in je inbouwpotje twee fasedraden van de zekeringkast, twee schakeldraden van de lamp, vier nulgeleiders en vier aardingsdraden toe. Je hoeft de nulgeleiders en aardingsdraden dan niet per twee in een lasklem te verbinden. Je kan in zo'n geval alle vier de nulgeleiders doorlussen in één vierdraadstekklem. Hetzelfde geldt voor de aardingsdraden.

 

Dubbelpolige schakelaar

Een dubbelpolige schakelaar dient eveneens om een lamp vanop één punt te bedienen, maar schakelt zowel de fasegeleider als de nulgeleider uit. Dit verhoogt de veiligheid, omdat er achter de schakelaar geen spanning meer staat wanneer die is uitgeschakeld. Zo voorkom je toevallige lekstromen.

In oudere installaties werd een dubbelpolige schakelaar vaak verplicht in vochtige ruimtes, zoals badkamers. Sinds de herziening van het AREI is dat niet langer strikt nodig. Als de installatie is uitgerust met een correcte verliesstroombeveiliging (max. 30 mA) en een beschermingsgeleider, dan mag ook een enkelpolige schakelaar worden gebruikt in of nabij een natte ruimte, zolang hij zich buiten de beschermingszones bevindt of voldoende beschermd is (bijv. via een trekkoordschakelaar met IP-beschermingsgraad). Dubbelpolig schakelen blijft aanbevolen voor verhoogde veiligheid, maar is niet meer verplicht.

Een dubbelpolige schakelaar is wel verplicht wanneer je een kring schakelt met een stroomsterkte boven 16 A. Denk aan gemengde kringen, waarin ook stopcontacten zitten, of een kring voor buitenverlichting. gebruikelijk afgezekerd op een automaat van 16 A, en er moet gewerkt worden met een draaddikte van 2,5 mm². Let erop dat het schakelmateriaal ook geschikt moet zijn voor deze belasting; standaard lichtschakelaars zijn vaak maar tot 10 of 16 A geclassificeerd.

schakelaar 10a mag ook op 

Schakelschema van een duppelpolige schakelaar
Schakelschema van een duppelpolige schakelaar

Hoe maak je de aansluiting?

De beginsituatie van toekomende en vertrekkende draden ter hoogte van waar de schakelaar moet komen, is bijna dezelfde als bij een enkelpolige schakelaar:

  • Onderaan komen de draden toe die van de zekeringkast komen (via een preflexbuis of 3G1,5-kabel): de bruine fasedraad, de blauwe nulgeleider en de geelgroene aardingsdraad.
  • De draden die vanboven in het potje toekomen, zijn de draden die van de schakelaar naar de lamp lopen (via een preflexbuis of 3G1,5-kabel): een bruine of zwarte schakeldraad, een blauwe nulgeleider en een geelgroene aardingsdraad.
In gemengde circuits moet j
In gemengde circuits moet je met dubbelpolige schakelaars werken.

Met de dubbelpolige schakelaar bij de hand doe je het volgende:

  • Verbind de binnenkomende bruine fasedraad met de aansluiting op de schakelaar aangeduid met P of L1. Verbind de draad die naar de lamp loopt met de tegenoverliggende klem (meestal gemarkeerd met 1 of een pijl).
  • Sluit de binnenkomende blauwe nulgeleider aan op de klem aangeduid met N of L2. Verbind de uitgaande blauwe neutrale draad (die naar de lamp loopt) op de overeenkomstige uitgang (meestal aangeduid met 2 of een pijl).
  • De geelgroene aardingsdraden (van zekeringkast én lamp) verbind je rechtstreeks met elkaar via een lasklem.

 

Wisselschakelaar

Wanneer je een lamp vanop twee verschillende plaatsen wilt kunnen bedienen, gebruik je twee wisselschakelaars. Denk aan een slaapkamer met een schakelaar aan de deur én een schakelaar aan het bed. Een wisselschakelaar wisselt tussen twee schakeldraden en bepaalt zo of de stroom naar de lamp wordt doorgelaten of onderbroken.

Schakelschema van een wisselschakelaar
Schakelschema van een wisselschakelaar

Hoe maak je de aansluiting?

Bij een wisselschakelaar ziet de beginsituatie er anders uit. Aan het inbouwpotje waar de eerste wisselschakelaar (bijv. aan een slaapkamerdeur):

  • Van de zekeringkast komen onderaan de volgende draden toe (via een preflexbuis of 3G1,5-kabel): de bruine fasedraad, de blauwe nulgeleider en de geelgroene aardingsdraad
  • Vanboven in het potje vertrekken 5 draden (in een 5G1,5-kabel) naar de tweede schakelaar: twee wisseldraden (vaak zwart en grijs), een bruine fasedraad, een nulgeleider en een aardingsdraad.

Aan het inbouwpotje van de tweede wisselschakelaar (bijv. bij het bed):

  • Van de eerste wisselschakelaar komen de draden via de 5G1,5-kabel toe: twee schakeldraden (zwart en grijs), de fasedraad, de nulgeleider en de aardingdraad.
  • Van de lamp komt hier bovenaan een schakeldraad, de aarding en de nulgeleider toe (via een preflexbuis of 3G1,5-kabel).

Bij de eerste schakelaar

  • sluit je de toekomende fasedraad op de schroef met de 'L'-markering.
  • De twee wisseldraden van de 5G1,5-kabel sluit je aan op de andere aansluitingen van de schakelaar (meestal aangegeven met een 1 en een 1'). Welke je waar aansluit speelt geen rol.
  • De toekomende nulgeleider en de aardingsdraad verbind je met een lasklem aan de nulgeleider en aardingsdraad van de 5G1,5-kabel. 

Bij de tweede schakelaar

  • sluit je de twee toekomende wisseldraden van de 5G1,5-kabel aan op de 1- en 1'-aansluiting. Hier moet je wel zorgen dat de draden bij beide schakelaars op dezelfde aansluiting zitten. Zit de grijze draad bij de eerste schakelaar op de "1", dan moet die bij de tweede ook op de "1" aangesloten zitten.
  • De (bruine) schakeldraad die van hieruit naar de lamp gaat, sluit je aan op de L-aansluiting van de schakelaar.
  • Hier worden de toekomende nulgeleider en aardingsdraad via een lasklem verbonden met de nulgeleider en aardingsdraad die naar de lamp vertrekken.

Je merkt dat de bruine fasedraad in de 5G1,5-kabel meestal niet gebruikt wordt om de wisselschakeling te maken. Deze moet dan aan beide uiteinden in principe geïsoleerd en wegwerkt worden in een lasklem. Je kan die fasedraad eventueel wel mee aansluiten op de 'L' van de eerste schakelaar en dan ter hoogte van de tweede schakelaar er een klem opsteken. Vanaf de tweede schakelaar, waar ook de aarding en de nulgeleider elk op een klem zitten, zou je dan nog een aftakking kunnen maken.

Wisselschakelaars gebruik
Wisselschakelaars gebruik je om een lamp vanop twee punten te bedienen.

 

Tip
Je kan een wisselschakelaar ook éénpolig aansluiten, volgens dezelfde werkwijze zoals beschreven bij de enkelpolige schakelaar. Dan wordt er gewoon één aansluiting op de wisselschakelaar niet gebruikt.

 

Kruisschakelaar

Wanneer twee schakelaars niet volstaan — bijvoorbeeld in een lange gang of grote ruimte met meerdere toegangspunten — voeg je een kruisschakelaar toe tussen de twee wisselschakelaars. Die laat je toe om een lichtpunt vanop drie of meer plaatsen te bedienen.

Een kruisschakelaar schakelt tussen twee standen:

  • in de ene stand verbindt hij de inkomende en uitgaande draden rechtlijnig,
  • in de andere stand kruist hij de draden.

Zo wordt de stroomkring op dat punt ofwel gesloten (licht aan) of onderbroken (licht uit). De stroomkring kan daardoor op ieder moment onderbroken of gesloten worden, wat betekent dat je vanop elk van de drie schakelpunten de lamp kan bedienen.

Schakelschema van een kruisschakelaar
Schakelschema van een kruisschakelaar

Hoe maak je de aansluiting?

Hier heb je als beginsituatie dus drie inbouw/opbouwpotjes met toekomende en vertrekkende draden:

  • Bij de eerste en de derde komen de wisselschakelaars en is de situatie dezelfde als wanneer er enkel de wisselschakelaars zijn. Bij de eerste schakelaar komt een 3G1,5-kabel toe van de zekeringkast, en vertrekt er een 5G1,5-kabel naar de kruisschakelaar. Bij de tweede wisselschakelaar komt er een 5G1,5-kabel toe van de kruisschakelaar, en vertrekt er een 3G1,5-kabel naar de lamp. 
  • Bij het potje waar de kruisschakelaar zit, in het midden dus, komt er een 5G1,5-kabel toe en vertrekt er een 5G1,5-kabel.

Bij de wisselschakelaars maak je de aansluiting dus op dezelfde manier zoals beschreven hierboven onder het hoofdstuk  'wisselschakelaar'. Ter hoogte van de kruisschakelaar in het midden pak je de aansluiting als volgt aan:

  • De schakeldraden die van de eerste wisselschakelaar komen, verbind je met de eerst en laatste aansluiting op de kruisschakelaar.
  • De schakeldraden die van de kruisschakelaar vertrekken naar de tweede wisselschakelaar, sluit je hier aan op de middelste twee aansluitingen. 
  • Ter hoogte van de kruisschakelaar worden de blauwe nulgeleiders en de geelgroene aardingsdraads opnieuw doorverbonden met een lasklem.
Met kruisschakelaars kan j
Met kruisschakelaars kan je een lamp vanop drie of meer punten bedienen.

 

Andere soorten

Serieschakelaar

Een serieschakelaar (ook wel dubbele enkelpolige schakelaar genoemd) laat toe om twee lichtpunten apart te bedienen vanuit één enkele bedieningsplaats. Dit is handig in ruimtes waar meerdere lampen of lampengroepen afzonderlijk moeten kunnen worden in- en uitgeschakeld, zoals een badkamer met plafondlamp en spiegelverlichting.

Een serieschakelaar combineert in één behuizing eigenlijk twee enkelpolige schakelaars. Beide schakelaars moeten steeds deel uitmaken van dezelfde elektrische kring, gevoed vanuit dezelfde zekering. Het is niet toegelaten om via één dubbele schakelaar twee verschillende stroomkringen te bedienen.

Schakelschema van een serieschakelaar
Schakelschema van een serieschakelaar

Hoe maak je de aansluitingen?

In het inbouwpotje komen dezelfde drie draden toe van de zekeringkast als bij een enkelpolige schakelaar: een fasedraad, een nulgeleider en een aardingsdraad. Van daaruit vertrekken twee aparte schakeldraden (meestal zwart en grijs) naar de twee lampen:

  • De fasedraad van de zekeringkast sluit je aan op de gemeenschappelijke aansluitklem (vaak aangeduid met L of P).
  • De twee schakeldraden sluit je elk aan op een van de andere klemmen (meestal 1 en 2).
  • De blauwe nulgeleiders en de aardingsdraden verbind je zoals gebruikelijk met een lasklem (met minstens 3 openingen) door naar de lampen.

 

Relais

Een relais is een elektrisch gestuurd schakelmechanisme dat toelaat een stroomkring te openen of te sluiten door middel van een lage bedieningsspanning.

In huisinstallaties wordt een relais vaak gebruikt in combinatie met drukknoppen (in plaats van klassieke schakelaars), bijvoorbeeld voor teleruptoren of smarthomesysteem. Hiermee kan je één lichtpunt bedienen vanuit een onbeperkt aantal bedieningsplaatsen.

Indien je werkt met een laagspanningssturing (bv. 12 V), gebruik dan een veiligheidstransformator en zorg voor fysieke scheiding van laag- en netspanningsbekabeling.

Een relais wordt aangesloten in de verdeelkast.
Een relais wordt aangesloten in de verdeelkast.

Hoe maak je de aansluiting?

Een relais bevindt zich meestal in de zekeringkast, in een daarvoor bestemde DIN-railmodule. Aan het relais sluit je:

  • De voedingsspanning (fase en nul) aan om het relais van stroom te voorzien.
  • De schakeldraad die naar de lamp loopt, wordt aangesloten op de schakeluitgang van het relais.
  • De drukknoppen worden verbonden met de stuurklemmen van het relais, vaak met een extra hulpleiding (bijv. via een 3G1,5 of 5G1,5-bekabeling), en gebruiken meestal een retourleiding naar de nul.

Elke druk op een knop schakelt het relais om tussen de "aan" en "uit"-stand. Het voordeel is dat er veel minder draden naar de bedieningspunten moeten lopen en je veel flexibeler bent in de plaatsing van de knoppen.

Krijg GRATIS toegang tot het artikel
of
Proef ons gratis!Word één maand gratis premium partner en ontdek alle unieke voordelen die wij u te bieden hebben.
  • checkwekelijkse newsletter met nieuws uit uw vakbranche
  • checkdigitale toegang tot 35 vakbladen en financiële sectoroverzichten
  • checkuw bedrijfsnieuws op een selectie van vakwebsites
  • checkmaximale zichtbaarheid voor uw bedrijf
Heeft u al een abonnement? 
Print Magazine

Recente Editie

Nu lezen

Ontdek de nieuwste editie van ons magazine, boordevol inspirerende artikelen, diepgaande inzichten en prachtige visuals. Laat je meenemen op een reis door de meest actuele onderwerpen en verhalen die je niet wilt missen.

In dit magazine
Cookies

CarFix maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren en te personaliseren. Door gebruik te maken van deze website gaat u akkoord met het privacy- en cookiebeleid.